Ik kijk omhoog en knijp met mijn ogen tegen de zon in die strak aan de blauwe hemel staat. Onder mijn zwarte kap is het al aardig warm, ik hoop dat ze er snel aan komen. Rondkijkend vanaf het schavot zie ik dat het marktplein helemaal gevuld is met mensen van allerlei pluimage. Ik zie boeren op hun klompen zij aan zij staan met kooplieden in hun fluwelen jassen. Vrouwen in eenvoudige rokken naast marskramers met hun koopwaar. Meisjes houden de hand van hun moeder vast en jongens rennen achter elkaar aan. Aan de rand van het marktplein is alle bedrijvigheid gestopt om niks te missen van de show. De smid leunt nonchalant tegen de deur in zijn leren schort. De bakker staat buiten naast zijn uitgestalde broden en de slager en zijn knecht staan voor de slagerij, een mes tussen de broekriem gestoken. Door de deur zie je nog net het varken hangen dat zojuist geslacht is. Er wordt zachtjes gepraat en steelse blikken gaan mijn kant op. Je voelt de spanning voor wat er komen gaat.
Ik vind het spannend en opwindend tegelijk om het middelpunt van die belangstelling te zijn. Opwindend omdat ik er wel van houd om in de aandacht te staan, misschien ben ik daarom dit vak gaan doen. Spannend omdat ik het voor de eerste keer echt ga doen. Ik heb natuurlijk wel geoefend tijdens de opleiding en het praktijkexamen met die hond ging goed. Maar toch, nu voor het echie, de eerste keer, ik kijk er naar uit.
En dan klinkt het geratel van houten wielen op de kasseien . Daar komen ze aan – goede timing. Het is doodstil op het plein, de jongens kruipen nu ook achter de rokken van hun moeder. Iedereen kijkt richting de hoofdweg, sommigen wijzen ernaar. Al snel komt de wagen, getrokken door twee paarden, het plein op rijden. Op de wagen staat de geboeide veroordeelde geflankeerd door een paar soldaten. Eindelijk, we gaan beginnen en ik leg de bijl over mijn schouder.